De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur meer bepaald artikel 32 e.v.;
Gelet op de omzendbrief betreffende het bestuurlijk toezicht en de bekendmakingsplicht in het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het Provinciedecreet van 9 december 2005;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen;
Overwegende dat de notulen van de zitting van 22 oktober 2024 ter goedkeuring worden voorgelegd,
Art. 1. De notulen van de zitting van de gemeenteraad van 22 oktober 2024 goed te keuren.
De raad
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 juni 2018 over de beleids- en beheerscyclus;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus;
Overwegende dat eenmaal per jaar het meerjarenplan moet aangepast worden om de kredieten van het volgende jaar vast te stellen;
Overwegende dat daarbij ook nog de kredieten van 2024 kunnen aangepast worden;
Overwegende dat de aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 voldoet aan de evenwichtscriteria;
Overwegende dat op basis van schema M2, de staat van het financieel evenwicht, blijkt dat het beschikbaar budgettair resultaat en de autofinancieringsmarge voor de jaren 2020 - 2026 positief zijn;
Overwegende dat alle wijzigingen voor 2024 en voor de periode 2024-2026 uitgebreid werden gedocumenteerd;
Overwegende dat de aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 in overeenstemming is met de regels;
Overwegende dat de gemeente en het OCMW een geïntegreerd aangepast meerjarenplan hebben maar dat elk orgaan bevoegd is voor de vaststelling ervan;
Art. 1. De aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 deel OCMW, zoals vastgesteld door de raad voor maatschappelijk welzijn, goed te keuren waardoor de aanpassing van het meerjarenplan definitief is vastgesteld.
Art. 2. De aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 volgens de bepalingen van artikel 250 van het decreet lokaal bestuur in digitale vorm te bezorgen aan de Vlaamse overheid.
Art. 3. De financieel directeur van deze beslissing in kennis te stellen en deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 juni 2018 over de beleids- en beheerscyclus;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus;
Overwegende dat één keer per jaar de meerjarenplannen moeten aangepast worden om de kredieten voor het volgende jaar vast te stellen ;
Overwegende dat daarbij ook nog de kredieten van 2024 kunnen aangepast worden;
Overwegende dat de aanpassing van het meerjarenplan 5/2020 - 2026 voldoet aan de evenwichtscriteria;
Overwegende dat op basis van schema M2, de staat van het financieel evenwicht, blijkt dat het beschikbaar budgettair resultaat en de autofinancieringsmarge voor de jaren 2020 - 2026 positief zijn;
Overwegende dat alle wijzigingen voor 2024 en voor de periode 2024-2026 uitgebreid werden gedocumenteerd;
Overwegende dat de aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 in overeenstemming is met de regels;
Overwegende dat de gemeente en het OCMW een geïntegreerd aangepast meerjarenplan hebben maar dat elk orgaan bevoegd is voor de vaststelling ervan;
Art. 1. De aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 deel gemeente vast te stellen.
Art. 2. De aanpassing van het meerjarenplan 5/2020-2026 volgens de bepalingen van artikel 250 van het decreet lokaal bestuur in digitale vorm te bezorgen aan de Vlaamse overheid.
Art. 3. De financieel directeur van deze beslissing in kennis te stellen en deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de wet van 28 december 1967 op de onbevaarbare waterlopen;
Gelet op het bij brief van 10 oktober 2024 door het bestuur van de Moerbeke-Polder ingediend programma voor het ruimen van de waterlopen van derde categorie binnen de omschrijving van hun grondgebied, met raming van de kosten voor het dienstjaar 2025;
Overwegende dat de voormelde raming € 148.915,00 bedraagt;
Gelet op het bij brief van 30 oktober 2024 door het bestuur van de Polder Moervaart en Zuidlede ingediend programma voor het ruimen van de waterlopen van derde categorie binnen de omschrijving van hun grondgebied, met raming van de kosten voor het dienstjaar 2025;
Overwegende dat de voormelde raming € 20.145,36 bedraagt;
Overwegende dat het vooral in het belang van de landbouw en het milieu, alsmede van de afwatering, noodzakelijk is alle voorname waterlopen regelmatig te onderhouden,
Art. 1. De voorlopige raming van € 148.915,00 voor de uit te voeren werken aan waterlopen van derde categorie gedurende het jaar 2025, zoals opgemaakt door Moerbeke-Polder, gunstig te adviseren.
Art. 2. De voorlopige raming van € 20.145,36 voor de uit te voeren werken aan waterlopen van derde categorie gedurende het jaar 2025, zoals opgemaakt door Polder Moervaart en Zuidlede, gunstig te adviseren.
Art. 3. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en een afschrift van dit besluit te bezorgen aan Moerbeke-Polder, aan Polder Moervaart en Zuidlede en aan de Provinciale technische dienst, Dienst Integraal Waterbeleid, Woodrow Wilsonplein 2 te 9000 Gent.
De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
Gelet op de beslissing van de kerkraad H. Hart Kruisstraat van 3 november 2024 houdende voorstel tot budgetwijziging 2024;
Overwegende dat de gemeentelijke bijdrage in het budget de grenzen van het bedrag, opgenomen in het meerjarenplan, niet overschrijdt; dat derhalve de budgetwijziging 2024 dan nog enkel ter kennisgeving aan de gemeenteraad wordt voorgelegd,
Art. 1. Kennis te nemen van het budgetwijziging 2024 van de kerkfabriek H. Hart Kruisstraat als volgt:
exploitatie ontvangsten |
€ 14.362,00. |
exploitatie uitgaven |
€ 17.627,00 |
Negatief saldo eigen dienstjaar Overboekingen |
€ - 3.265,00 € - 557,27 |
Gecorrigeerd overschot |
€ 10.798,53 |
Positief saldo voor toelage |
€ 6.976,26 |
|
|
Overschot |
€ 6.976,26 |
De gemeentelijke toelage bedraagt € 0,00.
Investeringsontvangsten |
€ 12.118,31 |
Investeringsuitgaven |
€ 12.118,31 |
Overboeking |
€ 557,27 |
Tekort |
€ 557,27 |
De gemeentelijke toelage bedraagt € 12.118,31.
Art. 2. Deze beslissing te hechten aan de budgetwijziging 2024 welke er integraal deel van uitmaakt.
Art. 3. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten;
Gelet op de beslissing van de kerkraad H. Hart Kruisstraat van 3 november 2024 houdende voorstel tot budget 2025;
Overwegende dat de gemeentelijke bijdrage in het budget de grenzen van het bedrag, opgenomen in het meerjarenplan, overschrijdt; dat derhalve het budget 2025 ter goedkeuring aan de gemeenteraad wordt voorgelegd,
Art. 1. Goedkeuring te verlenen aan het budget 2025 van de kerkfabriek H. Hart Kruisstraat als volgt:
exploitatie ontvangsten |
€ 6.157 |
exploitatie uitgaven |
€ 17.627,00 |
Negatief saldo eigen dienstjaar Overboekingen |
€ - 11.470,00 € - 3.773,33 |
Gecorrigeerd overschot |
€ 16.649,60 |
Positief saldo voor toelage |
€ 1.406,27 |
Toelage |
€ 0,00 |
Overschot |
€ 1.406,27 |
De gemeentelijke toelage bedraagt € 0,00.
Investeringsontvangsten |
€ 0,00 |
Investeringsuitgaven + overboekingen |
€ 0 |
Tekort |
€ 0 |
De gemeentelijke toelage bedraagt € 0
Art. 2. Deze beslissing te hechten aan het budget 2025 welke er integraal deel van uitmaakt.
Art. 3. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Feitelijke context
Bij raadsbesluit van 26.11.2019 werden de reglementen glijdende werktijdregeling en vaste & variabele werktijdregeling vastgesteld en als bijlage gevoegd aan het arbeidsreglement.
Binnen de werkgroep personeel & organisatie van het fusieproject is toegewerkt naar een nieuw gedeeld kader voor de glijdende werktijdregeling binnen de nieuwe fusiegemeente. Bij de herziening van het reglement glijdende werktijdregeling is rekening gehouden met een aantal vragen die leven in de organisatie (input verzameld na bevraging personeel in Lokeren), nl. vraag naar ruimere glijtijden, meer mogelijkheden voor opname creditverlof vooral voor deeltijdse medewerkers, aanpassing stamtijden in functie van diensten die nu nog niet glijden, …
Voormeld voorstel impliceert ook een aanpassing aan het toepassingsgebied van het reglement vaste en variabele werktijdregeling.
In het kader van uniformiteit wordt bovendien voorgesteld om voor gemeente en OCMW, zowel in Lokeren als in Moerbeke, hetzelfde reglement vast te stellen.
Argumentatie
In het voorstel tot aanpassing van het reglement glijdende werktijdregeling wordt steeds uitgegaan van de volgende 2 principes: eenvoud en uniformiteit.
Er wordt voorgesteld het reglement te wijzigen op vlak van:
Gezien de uitbreiding van het aantal diensten dat gebruik kan maken van voormeld reglement, impliceert dit tevens een wijziging aan het toepassingsgebied van het reglement vaste en variabele werktijdregeling, en wordt bijgevolg voorgesteld om het reglement in die zin aan te passen.
Procedurele vereisten
De aanpassingen aan de reglementen glijdende werktijdregeling en vaste & variabele werktijdregeling werden voorgelegd aan:
Met ingang van 01.09.2023 zijn de nieuwe reglementen reeds in voege gegaan binnen stad en OCMW Lokeren.
Het college van Moerbeke en de stuurgroep gingen akkoord met het zetten van formele stappen vóór de fusie teneinde de aangepaste reglementen op termijn ook in te voeren in Moerbeke en aldus gelijk te schakelen met Lokeren.
Juridische context
Het decreet lokaal bestuur van 22.12.2017;
De wet van 8.04.1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;
De wet van 19.12.1974 tot regeling van de relaties tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
De wet van 18.12.2002 tot wijziging van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 12.11.2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20.01.2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen;
De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij raadbesluit van 23.12.2008, zoals later gewijzigd;
Het arbeidsreglement van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij raadsbesluit van 31.03.2015, zoals later gewijzigd.
Art. 1. De gemeenteraad keurt de voorgestelde wijzigingen aan het reglement glijdende werktijdregeling goed en stelt het reglement glijdende werktijdregeling met ingang van 01.01.2025 vast, zoals bepaald in de bijlage aan dit besluit. Dit reglement wordt als bijlage aan het arbeidsreglement gevoegd.
Art. 2. De gemeenteraad keurt de voorgestelde wijzigingen aan het reglement vaste en variabele werktijdregeling goed en stelt het reglement vaste en variabele werktijdregeling met ingang van 01.01.2025 vast, zoals bepaald in de bijlage aan dit besluit. Dit reglement wordt als bijlage aan het arbeidsreglement gevoegd.
Art. 3. De gemeenteraad heft volgende reglementen op met ingang van 01.01.2025:
Art. 4. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Feitelijke context
Bij raadsbeslissing van 08.09.2020 werd het reglement occasioneel telewerk vastgesteld als bijlage aan de rechtspositieregeling.
Omwille van corona waardoor telewerk verplicht was, werd dit reglement eigenlijk nooit uitgevoerd in zijn vastgelegde vorm. Post-corona werd immers een gewijzigde realiteit vastgesteld op vlak van telewerk.
Bij wijze van overgangsmaatregel wordt in Moerbeke sindsdien als volgt gewerkt:
Argumentatie
De huidige (overgangs)regeling wordt op dit moment gunstig onthaald:
Bijgevolg wordt voor de aanpassing van het reglement telewerk het volgende voorgesteld:
Procedurele vereisten
De aanpassingen aan de rechtspositieregeling werden voorgelegd aan:
Met ingang van 01.09.2023 is het nieuwe reglement reeds in voege gegaan binnen stad en OCMW Lokeren.
Het college van Moerbeke en de stuurgroep gingen akkoord met het zetten van formele stappen vóór de fusie teneinde het aangepaste reglement op termijn ook in te voeren in Moerbeke en aldus gelijk te schakelen met dat van Lokeren.
Juridische context
Het decreet lokaal bestuur van 22.12.2017;
De wet van 19.12.1974 tot regeling van de relaties tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 07.12.2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20.01.2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen;
De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij raadbesluit van 23.12.2008, zoals later gewijzigd.
Art. 1. De gemeenteraad keurt de voorgestelde wijzigingen aan het reglement occasioneel telewerk goed en stelt het reglement occasioneel telewerk met ingang van 01.01.2025 vast, zoals bepaald in de bijlage aan dit besluit. Dit besluit wordt als bijlage aan de rechtspositieregeling gevoegd.
Art. 2. De gemeenteraad heft het reglement occasioneel telewerk, zoals vastgesteld als bijlage aan de rechtspositieregeling met de raadsbeslissing van 08.09.2020, op met ingang van 01.01.2025.
Art. 3. Deze beslissing bekend te maken aan het personeel, bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Feitelijke context
Sinds de goedkeuring in september 2023 tot samenvoeging van de stad Lokeren en de gemeente Moerbeke is er intern verder gewerkt aan het fusieproces.
Een gefaseerde samenwerking en integratie richting 2025 is de manier om te vermijden dat er bij de start van de nieuwe legislatuur van eenheid geen sprake is, met alle negatieve gevolgen van dien op de dagelijkse werking en de dienstverlening.
De personeelsleden blijven onderworpen aan de rechtspositieregeling (RPR) die op hen van toepassing was in de oorspronkelijke gemeente, tot de definitieve RPR van de nieuwe gemeente in werking treedt (binnen 1 jaar na samenvoeging vast te stellen).
Met het BVR RPR d.d. 23.01.2023 wordt voor lokale besturen een nieuw kader gecreëerd voor het vaststellen van de lokale rechtspositieregeling. Iedere wijziging aan de lokale rechtspositieregeling en iedere nieuwe rechtspositieregeling dient sinds de bekrachtiging in overeenstemming te zijn met dat nieuwe rechtspositiebesluit.
Het college van stad Lokeren stelde op 15.04.2024 reeds een nieuwe plaatselijke rechtspositieregeling vast voor het stads- en OCMW-personeel, die volledig in lijn ligt met het nieuwe BVR RPR.
Eén van de uitgangspunten bij de uitwerking was dat de nieuwe RPR van een Lokeren meteen ook als aanzet kon dienen voor de zogenaamde 'tussentijdse RPR' voor alle nieuwe medewerkers die na 1 januari 2025 in dienst treden bij het nieuwe Lokeren, in afwachting van de definitieve RPR.
Bij een fusie duiken er onvermijdelijk verschillen op in de verschillende plaatselijke rechtspositieregelingen en reglementen.
In het belang van een verdere consistente uitvoering van de sleutelprocessen op vlak van personeelszaken, is het aangewezen de plaatselijke rechtspositieregelingen, in afwachting van de definitieve RPR, op bepaalde punten al meer op elkaar af te stemmen.
Het betreffen aanpassingen aan de RPR voor het gemeentepersoneel die niet raken aan eerder vastgestelde kritische zaken, maar die er wel voor zorgen dat de werking op vlak van personeelszaken verder vlot en efficiënt kan functioneren, zonder dat er veel ingrijpende manuele handelingen in de systemen nodig zijn.
Argumentatie
De inhoudelijke wijzigingen aan de huidige RPR van gemeente Moerbeke, ter afstemming met de lokale RPR in Lokeren en conform het nieuwe Rechtspositiebesluit, situeren zich op volgende domeinen:
Procedurele vereisten
De aanpassingen aan de rechtspositieregeling werden voorgelegd aan:
Juridische context
Het decreet lokaal bestuur van 22.12.2017;
Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de raad van 04.11.2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 07.12.2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
Het besluit van de Vlaamse Regering van 20.01.2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen, zoals later gewijzigd;
De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel, vastgesteld bij raadbesluit van 23 december 2008, zoals later gewijzigd.
Art. 1.De gemeenteraad keurt met onmiddellijke ingang de wijziging goed aan artikel 125. §2. van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en stelt dit artikel opnieuw als volgt vast (binnen Titel II. De loopbaan - Hoofdstuk XII. De bevordering - Afdeling I. Algemene bepalingen):
Art. 125. §1. Een bevordering is alleen mogelijk in een vacante betrekking van depersoneelsformatie.
§2. Voor de deelname aan een bevorderingsprocedure komen de volgende personeelsleden, van zowel de gemeente als het OCMW in aanmerking:
a) ze zijn na 1 januari 2009 aangesteld na een aanwervings- en selectieprocedure als vermeld in Titel II, Hoofdstuk III;
b) ze zijn voor 1 januari 2009 aangesteld na een externe bekendmaking van de vacature en een gelijkwaardige selectieprocedure als van toepassing op vacatures in statutaire betrekkingen.
c) ze zijn op 18 maart 2023 gedurende ten minste 5 jaar werkzaam in het bestuur.
Art. 2. De gemeenteraad keurt met onmiddellijke ingang de wijziging goed aan artikel 137. §2. van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel en stelt dit artikel opnieuw als volgt vast (binnen Titel II. De loopbaan - Hoofdstuk XIII. De vervulling van een vacature door interne personeelsmobiliteit - Afdeling I. Algemene bepalingen):
Art. 137. §1. Onder interne personeelsmobiliteit voor de vervulling van een vacature wordt verstaan: de heraanstelling van een personeelslid in een vacante betrekking van de personeelsformatie die in dezelfde graad of in een andere graad van dezelfde rang is ingedeeld.
§2. Voor de deelname aan een procedure van interne personeelsmobiliteit komen de volgende personeelsleden, van zowel de gemeente als het OCMW in aanmerking:
a) ze zijn na 1 januari 2009 aangesteld na een aanwervings- en selectieprocedure als vermeld in de artikelen 14 en volgende ze hebben de proeftijd beëindigd;
b) ze zijn voor 1 januari 2009 aangesteld na een externe bekendmaking van de vacature en een gelijkwaardige selectieprocedure als van toepassing op vacatures in statutaire betrekkingen.
c) ze zijn op 18 maart 2023 gedurende ten minste 5 jaar werkzaam in het bestuur.
De procedure van interne personeelsmobiliteit is niet van toepassing op de functies van gemeentesecretaris en financieel beheerder van de gemeente
Art. 3. De gemeenteraad keurt de opheffing met ingang van 01.01.2025 goed van artikel 177 tot en met artikel 184 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel (binnen Titel VI. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen).
Art. 4. De gemeenteraad keurt de toevoeging van artikelen 184 bis, 184 ter en 184 quater met ingang van 01.01.2025 aan hetzelfde besluit goed, en stelt de nieuwe artikelen vast als volgt (binnen Titel VI. Verloven en afwezigheden - Hoofdstuk II. De jaarlijkse vakantiedagen):
Art. 184 bis §1. Voor de personeelsleden geldt de regeling voor de publieke sector. Het dienstjaar dat in aanmerking genomen wordt als referentiejaar is het lopende dienstjaar.
De betaalde vakantie voor de contractuele personeelsleden bestaat enerzijds uit de wettelijke vakantie van maximum 20 dagen en anderzijds max. 15 dagen betaalde aanvullende vakantie. De aanvullende vakantie wordt op dezelfde wijze berekend als het saldo van de wettelijke vakantie.
§2. Het verlof wordt genomen naar keuze van het personeelslid en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
De vakantiedagen moeten vooraf worden aangevraagd. Als de aangevraagde dagen of periodes niet verzoenbaar zijn met de behoeftes van de dienst, dan wordt dit zo vlug mogelijk meegedeeld aan het personeelslid.
§3. Het personeelslid dient inzake de opname van verlof de volgende volgorde te respecteren:
§4. Wanneer het personeelslid zijn dagen betaalde vakantie niet heeft kunnen opnemen omwille van volgende redenen:
worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen (maximum 20) voor de statutaire personeelsleden toegevoegd aan het ziektekrediet en voor de contractuele personeelsleden uitbetaald.
Bij uitdiensttreding of overlijden van het personeelslid worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen uitbetaald bij het einde van de arbeidsrelatie.
Art. 184 ter §1. Binnen de grenzen van het BVR RPR komen de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid,1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 13°, 14°, 15° (m.u.v. economische reden en coronawerkloosheid), 16° (m.u.v. economische reden en coronawerkloosheid) en 17° niet in aanmerking voor de opbouw van de jaarlijkse vakantiedagen.
De periodes van disponibiliteit en de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid, 11° worden begrensd tot 12 maanden.
Een overzicht van de periodes die wel en niet in aanmerking komen wordt als bijlage bij deze rechtspositieregeling gevoegd.
Als een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie definitief neerlegt, worden zijn vakantiedagen in evenredige mate verminderd. Dit is eveneens het geval bij andere afwezigheden dan bedoeld in artikel 47, §2, BVR RPR of afwezigheden wegens deeltijdse prestaties.
§2. Als een personeelslid in de loop van eenzelfde jaar meerdere periodes van niet in aanmerking komende afwezigheden bekomt of één of meerdere wijzigingen van het aantal uren wekelijkse prestaties, dan wordt bij de berekening van het aantal vakantiedagen telkens rekening gehouden met de bedoelde afwezigheden of de deeltijdse prestaties alsof ze één geheel vormden.
§3. Wanneer een vermindering van het aantal vakantiedagen niet volledig kan worden aangerekend tijdens het jaar, dan wordt de aanrekening verschoven naar het daaropvolgende jaar.
Art. 184 quater §1. Als het personeelslid arbeidsongeschikt wordt voor de aanvang van of tijdens zijn vakantie, dan wordt de vakantie opgeschort. Voor statutaire personeelsleden worden de ziektedagen aangerekend op het beschikbare ziektekrediet.
§2. Het personeelslid brengt het lokaal bestuur onmiddellijk op de hoogte en bezorgt een medisch attest. Indien het personeelslid in het buitenland verblijft, dient het personeelslid gebruik te maken van een specifiek medisch attest dat ter beschikking wordt gesteld, en waarop ook steeds de eerste dag van arbeidsongeschiktheid vermeld staat.
Het personeelslid meldt aan het lokaal bestuur dat het zijn vakantiedagen wenst te behouden.
Art. 5. De gemeenteraad keurt de toevoeging van een nieuwe bijlage 3 bis met ingang van 01.01.2025 aan de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel goed met een overzicht van de periodes die wel en niet in aanmerking komen voor de opbouw van jaarlijkse vakantiedagen, de berekening van de eindejaarstoelage en het vakantiegeld.
Art. 6. De gemeenteraad keurt de opheffing met ingang van 01.01.2025 goed van artikel 328 tot en met artikel 340 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel (binnen Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen - Hoofdstuk II. De verplichte toelagen - Afdeling II. Het vakantiegeld).
Art. 7. De gemeenteraad keurt de toevoeging van artikelen 340 bis, 340 ter en 340 quater met ingang van 01.01.2025 aan hetzelfde besluit goed, en stelt het nieuwe artikel vast als volgt (binnen Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen - Hoofdstuk II. De verplichte toelagen - Afdeling II. Het vakantiegeld):
Art. 340 bis Het personeelslid ontvangt jaarlijks een vakantiegeld overeenkomstig de bepalingen van het BVR RPR.
Het vakantiegeld bedraagt voor volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar zijn verricht, 92% van het maandsalaris van de maand maart van het vakantiejaar.
Artikel 340 ter §1. Binnen de grenzen van het BVR RPR komen de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid,1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 13°, 14°, 15° (m.u.v. economische reden en coronawerkloosheid), 16° (m.u.v. economische reden en coronawerkloosheid) en 17° niet in aanmerking voor de opbouw van het vakantiegeld.
De periodes van disponibiliteit en de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid, 11° worden begrensd tot 12 maanden.
Een overzicht van de periodes die wel en niet in aanmerking komen wordt als bijlage bij deze rechtspositieregeling gevoegd.
§2. Bovenop het vakantiegeld zoals bepaald in §1 ontvangt het personeelslid een bijkomend vakantiegeld ten belope van 7,67% dat berekend wordt op de volgende toelagen en vergoedingen die het personeelslid effectief ontvangen heeft in het referentiejaar:
Artikel 340 quater Het vakantiegeld wordt uitbetaald tijdens de maand mei.
Art. 8. De gemeenteraad keurt de opheffing met ingang van 01.01.2025 goed van artikel 341 tot en met artikel 345 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel (binnen Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen - Hoofdstuk II. De verplichte toelagen - Afdeling III. De eindejaarstoelage).
Art. 9. De gemeenteraad keurt de toevoeging van artikelen 345 bis en 345 ter met ingang van 01.01.2025 aan hetzelfde besluit goed, en stelt de nieuwe artikelen vast als volgt (binnen Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen - Hoofdstuk II. De verplichte toelagen - Afdeling III. De eindejaarstoelage):
Art. 345 bis. Het personeelslid ontvangt jaarlijks een eindejaarstoelage overeenkomstig de bepalingen van het BVR RPR.
De eindejaarstoelage wordt uiterlijk tijdens de maand december van het in aanmerking te nemen jaar in één keer uitbetaald.
Art. 345 ter. Binnen de grenzen van het BVR RPR komen de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid,1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 12°, 13°, 14°, 15°, 16° en 17°, die gepresteerd zijn van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking te nemen jaar niet in aanmerking voor de opbouw van de eindejaarstoelage.
De periodes van disponibiliteit en de periodes zoals bedoeld in artikel 47, §2, tweede lid, 11° worden begrensd tot 12 maanden.
Een overzicht van de periodes die wel en niet in aanmerking komen wordt als bijlage bij deze rechtspositieregeling gevoegd.
Art. 10. De gemeenteraad keurt de hernoeming met ingang van 01.01.2025 goed van artikel 345 bis naar artikel 345 quater van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel (binnen Titel VIII. De toelagen, vergoedingen en sociale voordelen - Hoofdstuk II. De verplichte toelagen - Afdeling III. De eindejaarstoelage).
Art. 11. De gemeenteraad keurt de opheffing met ingang van 01.01.2025 goed van artikelen 323 en 324 van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel (binnen Titel VII. Het salaris - Hoofdstuk IV. De betaling van het salaris).
Art. 12. De gemeenteraad keurt de toevoeging van artikelen 324 bis en 324 ter met ingang van 01.01.2025 aan hetzelfde besluit goed, en stelt de nieuwe artikelen vast als volgt (binnen Titel VII. Het salaris - Hoofdstuk IV. De betaling van het salaris):
Art. 324 bis §1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de formule:
M = VW/PW x n% x NM
waarbij:
M = het te betalen maandloon (100%);
VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling verschuldigd is;
PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;
n% = het percentage waartegen het personeelslid prestaties verricht;
NM = het normaal maandsalaris (100%).
§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris niettemin wordt doorbetaald.
Art. 324 ter §1. Als het personeelslid in de loop van de maand in of uit dienst treedt, krijgt het voor die maand het gedeelte van het maandsalaris dat overeenstemt met de gepresteerde werkdagen, volgens de berekeningswijze in artikel 324 bis.
§2. Als het personeelslid in de loop van de maand overlijdt, wordt het salaris voor de volledige maand betaald.
Art. 13. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
De gemeenteraad,
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in het bijzonder artikel 2.3.2 §2 dat de procedure vastlegt voor de opmaak van gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen;
Overwegende dat artikel 4.4.1 §3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voorziet dat de gemeenteraad in een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening een lijst kan vaststellen van bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en minder dan vijftien jaar oude verkavelingen, of delen ervan, waarbinnen de volgende zaken niet worden beschouwd als strijdig met de voorschriften:
1° onderhoudswerken aan een hoofdzakelijk vergunde constructie;
2° handelingen die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht voor stedenbouwkundige handelingen, op voorwaarde dat de op het perceel aanwezige gebouwen of constructies hoofdzakelijk vergund zijn;
Overwegende dat een groot deel van de vergunningsaanvragen in Moerbeke gelegen zijn binnen de grenzen van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of een minder dan vijftien jaar oude verkaveling;
Overwegende dat aangevraagde stedenbouwkundige handelingen vaak in strijd zijn met de geldende stedenbouwkundige voorschriften waardoor het vooraf bekomen van een afwijking of bijstelling van de verkaveling noodzakelijk is en daardoor een langere vergunningstermijn ontstaat;
Overwegende dat, naargelang de plaats van de aanvraag al dan niet gelegen is in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of minder dan vijftien jaar oude verkaveling, voor eenzelfde handeling ofwel geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig is of in het andere geval zowel een afwijking als een omgevingsvergunning; dat hierdoor een ongelijke behandeling ontstaat tussen aanvragen welke al dan niet gelegen zijn in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of minder dan vijftien jaar oude verkaveling; dat de voorliggende verordening als doel heeft deze ongelijkheid weg te werken;
Overwegende dat de vrijgestelde handelingen weinig of geen invloed hebben op de goede ruimtelijke ordening;
Overwegende dat door deze verordening een administratieve vereenvoudiging wordt gecreëerd voor de burger;
Overwegende dat de verordening van toepassing is op het volledige grondgebied van gemeente Moerbeke;
Overwegende dat het Team Omgevingseffecten van de Vlaamse Overheid op 12 september 2024 bevestigd heeft dat de nieuwe stedenbouwkundige verordening geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is;
Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek gehouden van 17 oktober 2024 tot en met 15 november 2024 geen bezwaren of opmerkingen werden ontvangen;
Overwegende dat het Departement Omgeving op 4 oktober 2024 meegedeeld heeft geen advies te verlenen;
Gelet op het gunstig advies van de GECORO verleend in zitting van 16 oktober 2024;
Gelet op het gunstig advies van de provincie Oost-Vlaanderen verleend in zitting van 24 oktober 2024;
Gelet op de lijst van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (3) en minder dan 15 jaar oude verkavelingen (147) opgenomen in de vast te stellen verordening,
Art. 1. Kennis te nemen van de ingewonnen adviezen en de beslissing van het Team Omgevingseffecten.
Art. 2. De stedenbouwkundige verordening ‘Lijst van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en minder dan vijftien jaar oude verkavelingen waarbinnen voor bepaalde handelingen geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig is’ definitief vast te stellen zoals in bijlage gevoegd bij deze gemeenteraadsbeslissing.
Art. 3. Aan het college van burgemeester en schepenen de opdracht te geven om de decretaal voorziene goedkeuringsprocedure verder te zetten.
De gemeenteraad,
Gelet op artikel 173, van de Grondwet;
Gelet op artikel 40, §3, van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;
Gelet op artikel 21, eerste lid, van het Decreet van 22 december 2023 over het Vastgoedinformatieplatform;
Gelet op de artikelen 5.2.1, 5.2.5, 5.2.6 en 5.2.7 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente en de noodzaak om het budget in evenwicht te houden;
Overwegende dat aanvragers informatie over onroerende goederen van verschillende overheidsinstanties, waaronder gemeenten, centraal en gebundeld wensen te ontvangen;
Overwegende dat de gemeente het belangrijk vindt dat potentiële kopers met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over een onroerend goed;
Overwegende dat gemeenten op zoek zijn naar mogelijkheden om informatie over onroerende goederen efficiënter en veiliger te delen;
Overwegende dat het Vastgoedinformatieplatform een elektronisch informatiesysteem is om vastgoedinformatie te ontsluiten, samen te voegen & ter beschikking te stellen en uit te wisselen tussen aanleverende entiteiten en aanvragers;
Overwegende dat het Vastgoedinformatieplatform beheerd wordt door het Vlaams Datanutsbedrijf (ook “Athumi” genoemd) zoals geregeld in het Decreet van 22 december 2023 over het Vastgoedinformatieplatform;
Overwegende dat de gemeente via het Vastgoedinformatieplatform de door aanvragers aangevraagde vastgoedinformatie kan verzamelen in een product en dit product met vastgoedinformatie kan ontsluiten;
Overwegende dat het verzamelen en ontsluiten, via het Vastgoedinformatieplatform, van vastgoedinformatie en het samenvoegen van deze vastgoedinformatie in een product, op verzoek van aanvragers voor de gemeente een administratieve last en bijhorende kost met zich meebrengt;
Overwegende dat de gemeente Moerbeke de kost voor het ontsluiten, samenvoegen en ter beschikking stellen van vastgoedinformatie via producten op de aanvrager ervan wenst te verhalen,
Art. 1. Volgend reglement goed te keuren.
REGLEMENT
Artikel 1 : Definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° vastgoedinformatie: gebouw-, grond- of omgevingsgebonden gegevens inzake een onroerend goed, inclusief informatie met betrekking tot het juridische, administratieve of fysieke statuut van dit onroerend goed;
2° lokale gegevensbron: vastgoedinformatie die een gemeente of de rechtspersonen die ervan afhangen, beheert;
3° centrale gegevensbron: vastgoedinformatie die een Vlaamse instantie of een externe overheid beheert;
4° Vastgoedinformatieplatform of VIP: elektronisch informatiesysteem om vastgoedinformatie te ontsluiten, samen te voegen en ter beschikking te stellen;
5° product: een welbepaalde combinatie van vastgoedinformatie over één perceel, of een onderdeel ervan, die vooraf door het Vlaams Datanutsbedrijf is vastgelegd, die op aanvraag wordt ontsloten door de aanleverende entiteiten, vermeld in het VIP-decreet in artikel 10, eerste tot en met derde lid, die wordt samengevoegd via het VIP, en die ter beschikking wordt gesteld aan de aanvrager via het VIP;
6° externe overheid: overheidsinstanties, vermeld in artikel I.3, 8° van het Bestuursdecreet van 7 december 2018;
7° Vlaamse instantie: een Vlaamse instantie als vermeld in artikel 2, 14°, van het decreet van 2 december 2022 houdende machtiging tot oprichting van het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Datanutsbedrijf in de vorm van een naamloze vennootschap;
8° aanvrager: een professionele aanvrager (zoals vermeld in artikel 2, 18° van het VIP-decreet) of een burger (zoals vermeld in artikel 2, 7° van het VIP-decreet) of zijn vertegenwoordiger die een aanvraag indient via het VIP;
9° algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
10° persoonsgegevens: de gegevens, vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming;
11° verwerking: een verwerking als vermeld in artikel 4, 2), van de algemene verordening gegevensbescherming;
12° verwerkingsverantwoordelijke: een verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming;
13° betrokkene: een betrokkene als vermeld in artikel 4, 1), van de algemene verordening gegevensbescherming;
14° VIP-decreet: decreet van 22 december 2023 over het Vastgoedinformatieplatform;
15° gemeentelijke bronretributie: de retributie die de aanvrager verschuldigd is aan een lokaal bestuur voor het ontsluiten, samenvoegen en ter beschikking stellen van vastgoedinformatie in een product;
Artikel 2 : Algemeen
De aanvrager dient elektronisch een aanvraag in bij Athumi om een product via het Vastgoedinformatieplatform te ontvangen. Athumi ontvangt op elektronische wijze de vastgoedinformatie van de aanleverende entiteiten (de lokale gegevensbronnen en de centrale gegevensbronnen). De relevante vastgoedinformatie per perceel, of een onderdeel daarvan, wordt automatisch opgeladen in een product in het VIP of wordt door de aanleverende entiteiten aan het VIP bezorgd. Athumi en de gemeente stellen het product via het VIP ter beschikking aan de aanvrager.
In de mate dat persoonsgegevens zouden worden verwerkt in het kader van een product, verwerkt de gemeente die persoonsgegevens met als doeleinde om het product ter beschikking te kunnen stellen aan de aanvragers in het kader van hun beroepsactiviteiten of in het kader van één van de doelstellingen opgesomd in artikel 6 van het VIP-decreet.
Voor alle aanvragen die via het VIP verlopen, wordt ten voordele van gemeente Moerbeke een gemeentelijke bronretributie geheven op aanvragen tot het verkrijgen van een product met vastgoedinformatie uit een lokale gegevensbron.
Artikel 3 : Aanvrager van vastgoedinformatie
Alle aanvragen van producten, zoals vermeld in artikel 7 van het VIP-decreet, worden geacht via het VIP te verlopen. Het verplicht gebruik van het Vastgoedinformatieplatform wordt voor producten met vastgoedinformatie uit een lokale gegevensbron geregeld in het VIP-decreet.
Een oplijsting van alle organisaties die als aanvrager toegang krijgen tot het vastgoedinformatieplatform voor aanvragen van producten wordt door athumi ter beschikking gesteld op de website van Athumi1[1].
De gemeentelijke bronretributie is, overeenkomstig artikel 21 van het VIP-decreet, verschuldigd door de aanvrager. Van zodra het VIP-decreet in werking treedt is eveneens de platformretributie in de zin van artikel 2, 15°, en 19, eerste lid, 1°, van het VIP-decreet verschuldigd door de aanvrager.
Dezelfde instanties die overeenkomstig artikel 23, §3, van het VIP-decreet zijn vrijgesteld van de platformretributie in de zin van artikel 2, 15°, en 19, eerste lid, 1°, van het VIP-decreet worden vrijgesteld van de betaling van gemeentelijke bronretributie. Het gaat in concreto over deze organisaties:
[1] https://www.vlaanderen.be/digitaal-vlaanderen/athumi-het-vlaams- datanutsbedrijf/vastgoedinformatieplatform/gebruikersomgeving-vastgoedinformatieplatform
Artikel 4 : Bedrag
Het bedrag van de gemeentelijke bronretributie wordt vastgelegd als volgt:
Voorwerp aanvraag |
Retributiebedrag per kadastraal perceel |
|
|
Product Vastgoedinlichtingen, zoals vermeld in hoofdstuk 8 van het VIP-decreet |
70 EUR |
Daarbovenop komt het bedrag van de platformretributie of platformvergoeding zoals vastgelegd in het VIP-decreet.
Artikel 5 : Inning
Athumi int de gemeentelijke bronretributie conform artikel 21 van het VIP-decreet via het VIP in naam en voor rekening van de lokale overheden. De bronretributie wordt periodiek (maandelijks) integraal doorgestort aan de gemeente voor alle aangevraagde producten.
Artikel 6 : Verwerking van persoonsgegevens
§1. In de mate dat persoonsgegevens zouden worden verwerkt in het kader van de ontsluiting, samenvoeging en ter beschikkingstelling van vastgoedinformatie in een product, treden de gemeente Moerbeke en Athumi voor de doeleinden omschreven in artikel 2 op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken.
Athumi treedt op als verwerker voor de gemeente Moerbeke wat betreft de verwerkingsactiviteiten die plaatsvinden in het kader van de heffing en de inning van de gemeentelijke bronretributie via het Vastgoedinformatieplatform.
De afspraken rond en de modaliteiten van de verwerkingen die de gemeente Moerbeke en Athumi uitvoeren als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken respectievelijk als verwerkingsverantwoordelijke en verwerker zijn geregeld in de Toetredingsovereenkomst die te vinden is als Bijlage 1.
Artikel 7 : Ondertekening
De vastgoedinformatie in het product die de gemeente Moerbeke via het Vastgoedinformatieplatform ter beschikking stelt, wordt niet ondertekend aangezien het product een louter informatief document betreft dat geen beleidsmatige stellingname inhoudt en niet kwalificeert als stuk of briefwisseling in de zin van artikel 279 van het Decreet lokaal bestuur.
Artikel 8 : Vervanging voorgaande reglementering
Dit reglement vervangt vanaf 01/01/2025 alle retributiereglementen die betrekking hebben op aanvragen van producten, die kunnen worden aangevraagd via het Vastgoedinformatieplatform
Artikel 9 : Bekendmaking
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en 287 van het Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Bijlage: Toetredingsovereenkomst
Art. 2. Deze beslissing bekend te maken op de webtoepassing en ter kennis te brengen van de toezichthoudende overheid via de overzichtslijst zoals bedoeld bij decreet lokaal bestuur van 22 december 2017.
Namens Gemeenteraad,
Karin Van de Sompel
Algemeen directeur
Robby De Caluwe
Voorzitter